Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [15]ieder man uit het huis Israels, en uit [16]den vreemdeling, die in Israel verkeert, die zich van achter Mij afscheidt, en zet zijn drekgoden op in zijn hart, en [17]stelt den aanstoot zijner ongerechtigheid recht voor zijn aangezicht, en komt tot den profeet, [18]om Mij door hem te vragen; Ik ben de HEERE, hem zal geantwoord worden [19]door Mij; 15. Hebreeuws, man man, gelijk boven vs.4. 16. Dat is, den Jodengenoot, die zodanig geworden was, of te voren in Judea, of daarna in Chaldea, hebbende aangenomen den godsdienst der Joden, met de onderhouding van zijne ceremonien. Zie van zulke vreemdelingen Lev.17:8, en Lev.25:35. 17. Zie boven vs.4. 18. Anders: om aan, of van hem mij aangaande te vragen. 19. Dat is, niet alleen door den profeet, dien hij vraagt, maar door of van mijzelven, die hem antwoorden zal, niet zozeer met woorden als met slagen en straffen, gelijk de volgende woorden uitwijzen.